De formule van het
Advocatenblad gaat op de schop. Weer op de schop. Voor de zoveelste keer op de
schop. Op 1 januari a.s. is het zover. En komt er een nieuw uitgever. Weer een
nieuwe uitgever. De enige Nederlandse (juridische) uitgever die nog geen uitgever
was van het Advocatenblad: Boom Juridische uitgevers. In het decembernummer
vragen Advocatenblad hoofdredacteur Robert Stiphout en columnist Harry
Veenendaal, min of meer omfloerst resp. tamelijk onomfloerst, maar
overduidelijk retorisch en kregelig, wie op de verandering zit te wachten. Een
kregeligheid waaraan niet vreemd is, dat de eindredacteur zelf al heeft bedankt
en de columnisten, naar het lijkt, gaan worden bedankt voor het vele werk, met
als afscheidscadeau een bundel met hun beste werk. Het Advocatenblad zal de
drager worden van een ‘stevige(r) juridische en vakinhoudelijke basis’, zo valt
elders als voornemen van de AR te lezen. Gedaan zal het zijn met de journalistiek,
de lifestyle en de leut. En boze tongen beweren dat de AR meer controle wil op
de inhoud van het blad.

Nu is Baliebreed als geen ander in een positie deze meest recente make-over van
het Advocatenblad in een historisch perspectief te plaatsen. En de uitkomst van
die exercitie is weinig verrassend. Niets wat de enigszins oplettende en
gemiddeld geïnformeerde advocaat in Nederland – de maatman advocaat dus,
behalve als het gaat om aansprakelijkheid voor beroepsfouten – niet had kunnen
weten en zeggen: dit is terug naar de jaren negentig van de vorige eeuw, wat de
gewenste inhoud betreft van het Advocatenblad én als het gaat om die
AR-controle. Toen, twintig jaar geleden dus, werd onder hoede van Kluwer nog,
de eerdere opzet van het Advocatenblad als serieus juridisch tijdschrift met
wat Orde-franje en wat gegifkikker van bijv. Hanneke van Son (zaliger
nagedachtenis) overboord gezet als volslagen achterhaald en onmachtig om het
belangrijke zendingswerk van de Orde over het voetlicht te brengen. Onder luid
protest van de toenmalige redactie, die een mooi afscheid kreeg met een gebundelde
uitgave van hun beste pennevruchten.

Zoveel jaren na dato en met de meeste redacteuren intussen dood of getroffen
door Alzheimer, kan wel een tip opgelicht worden van van de sluier over hoe dat destijds ging, in
de maandelijkse redactievergadering op het Ordebureau, met het vullen van het
Advocatenblad, met stevige juridische en vakinhoudelijke kost. Kunnen ze bij
Boom en de AR nog eens bedenken of ze dat wel (weer) willen. Luister en huiver.

Elke maand lag er een
flinke stapel stevige juridische en vakinhoudelijke bijdragen voor, tijdig ter
beoordeling aan alle redacteuren toegezonden, gelezen alleen door het
redactielid-cassatieadvocaat – die kón het eenvoudig niet laten – en door de
redacteur jongste in rang, die de mores nog niet kende. De selectie was niet
willekeurig, oh neen. Lengte was belangrijk in verband met het passen en meten.
Bevriende geleerden en vakbroeders gingen onveranderlijk voor. En kwaliteit
speelde ook een rol, geloof ik.
Vanwege de overvloed aan inzendingen – en als die er tijdelijk niet was, vanwege de
schaarste – was met de samenstelling van het blad niet meer dan 10 minuten
vergadertijd gemoeid. De rest van de namiddag en avond ging heen met roddel en
wat ik in meer dan één hooggeleerd afscheidscollege heb horen noemen: jok en
boert. Alles onder strakke leiding van Marijke Wiersma, die dit werkje
kennelijk onder de radar van haar bazen bij Kluwer wist te houden, die ook toen
namelijk al bepaalde ideeën hadden over salaris en tegenprestatie.
Deken en andere AR-leden zagen het met afgrijzen aan. Te meer zo, omdat als een
van hen iets instuurde ter instructie of stichting van hun kudde, het steevast
terugging met alle spelfouten in rood aangekruist en een potloodglosse dat de
redactie graag een beter overdachte en vormgegeven versie tegemoet zag (waartoe
ook de redacteuren oudste in rang zich verwaardigden het stuk te lezen). Dat
waren nog eens tijden!!
Bovenstaande cartoons – cadeautjes bij (telkens) weer een afscheid van een
formule en een uitgever van het Advocatenblad – geven de sfeer tijdens
de redactievergadering afdoende weer.

Iedere lezers-enquête
leverde op dat het blad soms nuttig werd gebruikt om een kast recht te zetten,
maar nooit werd gelezen en dat, zou betaald moeten worden, hoe weinig ook, 98%
van de advocaten het abonnement meteen zou beëindigen. En dus koos de AR
destijds voor, men raadt het al, een meer journalistieke inhoud met veel ‘human
interest’ en ‘lifestyle’, wat een beter vehikel werd geacht voor verkoop van de
ook toen al moeilijk te verkopen boodschappen van de AR. En voor een andere
uitgever dan Kluwer, vanwege hun dorre reputatie van altijd maar te gaan voor
de juridische inhoud.

We komen aan de moraal en de conclusies.

(a) Iedereen weet hoe het zit met de geschiedenis die zich herhaalt en nog een keer
herhaalt in verschillende vorm. Wat er komt na de tragedie en de klucht (zover
was Karl Marx al), kan straks bekeken worden bij het Advocatenblad.
(b) Op nog meer schrijverij met ‘stevig juridisch en vakinhoudelijk fundament’ zit
werkelijk niemand te wachten. We komen er al in om.
(c) Acht papieren edities per jaar – het voornemen voor 2016 – is te weinig om alle
kasten en tafels die daaraan behoefte hebben ‘pas’ te maken in het horizontale
vlak en stabiliteit te geven. Een totale mislukking dreigt dus.
(d) De
(advocaten)redactie moet blijven geloven in haar vermogen de AR op afstand te
houden als het gaat om de inhoud, ook al probeert hij dichtbij te komen. Zo
moeilijk is het echt niet.
(e) De AR verdient alle lof in zijn streven relevant te worden of te lijken voor de
eigen kudde. Maar dat is het dan ook wel.

Bonne chance, collega’s.