Alumnus, meervoud alumni, komt
uit het Latijn en betekent: leerling. Het wordt niet gebruikt voor een leerling
van de kleuterschool, al werd deze succesvol doorlopen. Men is alumnus van het
Gymnasium en van de Universiteit. Schoolverlaters en gesjeesden hebben dus
(taal)theoretisch aanspraak de staat van ‘alumnus’ te voeren. Dat kwam tot nu
weinig voor en het is in kringen met veel lui die wél eindexamen deden en
afstudeerden geen bon ton. Of het tot een ‘Schwietert’ zou leiden, durf ik niet
te zeggen. Mij is geen geval bekend.
‘Alumnus’ is, was althans, typisch een woord met prestige.

Bij geld hoort het fenomeen
inflatie. Als te vermijden plaag, maar ook als noodzakelijke aanjager van groei
wanneer krimp dreigt. Vraag me niet hoe dat precies zit. Ik praat gewoon Paul
Krugman na. Met de broodnodige ontwaarding van de Euro wil het laatstelijk niet
zo lukken. Daarom past de ECB nu iets toe, een paardenmiddel, dat zo
onbespreekbaar is en griezelig dat, net als bij enge ziektes, alleen aanduiding
met een afkorting verdraaglijk is: ‘QE’ (Quantitative Easing).

Ook bij woorden met prestige komt ontwaarding voor. Dat gaat meestal vanzelf,
in eigen tempo en volgens bepaalde patronen. Sluipenderwijs brokkelt het
prestige af, tot zegenrijk ontstaan van nieuwe termen die onderscheiden.
Neem in Nederland, in de juristerij, het voorbeeld van Engelse termen. Die
belichamen eerst, ‘aan de Zuidas’, zo te zeggen, iets ingewikkelds en
exclusiefs. Maar ze gaan op reis, dringen door in de provincie en vulgariseren
daar tot de aanduiding van een middelmatig kunstje, waar geen voormalige
gebruiker uit de Randstad nog dood mee op de lippen wil worden aangetroffen.
Die verzinnen daarom weer iets anders etc. etc..

Hoe en wat nu met alumnus, meervoud alumni?

Gymnasia en Universiteiten zijn
talrijk geworden en/of leerfabrieken met massale output. Op een zo omvangrijk
meervoud was het prestigedraagvermogen van ‘alumni’ al minder berekend.
Terugkijkend op mijn toehoren tussen zo velen en multiple choice verrichtingen
in bloemenveilinghallen, voel ik me meer opgelucht niet onder de voet te zijn
gelopen of zoekgeraakt dan ‘alumnus’.

Tot zover een traditionele Werdegang. Maar ‘alumnus’ is ook op een foute reis
gegaan. Niet uit de stad naar het buitengebied, het woord ‘closing’ achterna,
als het ware. Of naar vijf straten verderop in de stad, waar VMBO of HBO
huizen. Nee, richting Zuidas, of all places. Daar, bij De Brauw en Stibbe e
tutti quanti, heeft alumnus, meervoud alumni, kwartier gevonden. En is niet
zozeer ontwaard als wel gemuteerd.

Wie zijn namelijk ‘alumni’, daar aan de Zuidas? Niet de weinigen die ‘up’
bleven gaan, maar de velen die ‘out’ gingen, na consilium abeundi. Gegeven het
uitgangspunt van permanente educatie, gaat het dus in wezen om schoolverlaters
en gesjeesden, dáár wel. En wat ‘schuift’ het? Eens per jaar een echt verdomd
leuke bijeenkomst – op de locatie die men verliet, de locatio abeundi – tevens ‘netwerkgebeuren’,
zoals elke bedoelde of toevallige digitale of lichamelijke onmiddellijke nabijheid
van professionals tegenwoordig.
Een taai stukje van de psychische schade door het falen van voornoemden om in
de maatschap te komen, vormt stellig dat men, voortijdig naar buiten gewerkt, de
kwalificatie van ‘leerling’ meekrijgt, als eretitel nog wel. Menige Zuidas
alumnus kan daarom alleen dankzij blijvende, intensieve therapie op het juiste
spoor blijven.

En nu las ik laatst dat De Brauw
voor z’n ‘flexibele schil’ een beroep doet op de alumni; die zijn namelijk
makkelijk in te passen en kennen de cultuur. Stel je het voor: leerling – zij
het ook ‘alumnus’ – in plaats van partner, werkloos thuis (abeundi die goed terecht
kwamen, kunnen niet zo maar invallen), om de dag psychotherapie; eens per jaar
zwaar onder de pillen naar de alumnibijeenkomst ter locatio abeundi, waar de
kantoorvoorzitter altijd op het laatst verstek laat gaan en een subaltern
stuurt. En dan een belletje van een of ander secretariaat of je een maandje wil komen helpen. En dan nog ja zeggen ook!

Dit schreeuwt om een paardenmiddel, het taalequivalent van QE, gericht tegen
het resterende prestige van het woord ‘alumnus’. Om de Zuidas alumni uit hun
begoocheling en betovering te verlossen. Om serieuze verliezen in hun rangen te
voorkomen.
Eens in de drie jaar pleeg ik mijn oud-stagiairs uit te nodigen op honk, ter
meerdere glorie van mezelf. Men kwam altijd. Allemaal vanwege het gratis
drinken en eten en niet weinig in de hoop getuige te zijn van een fatale
hersenbloeding tijdens mijn toespraak. Ik ga ze nu aanschrijven als ‘Alumnus
van Advocatenpraktijk Hoogezand-Sappemeer’.
Dat moet helpen.