Stel je een zitting op de rechtbank voor. Een zitting
met één duidelijk tegen de uiterste houdbaarheidsdatum
lopende mannelijke advocaat en met verdere rolbezetting: vrouwelijke
tegenpleiter, vrouwelijke rechter, beide overduidelijk nog een poosje houdbaar,
en een vrouwelijke, eerder meisje-achtige griffier.

De mannelijke advocaat kent een
moment van woede en vrees, van ‘angst’ dus, hoorbaar bijna en voelbaar, als
hij zijn gender-minderheid beseft. Verdomme!! Alweer!! Hij denkt: tot niet zo
heel lang geleden waren balie en magistratuur mannenbolwerken; de mannenbolwerken
zijn teloorgegaan, mannen zelf gaan teloor. Hij voelt stigmata. Hij voelt zich
een Dino na de asteroïde-inslag.

Eenmaal
achter het tafeltje gezeten heeft de tegen-de-datum-lopende mannelijke
advocaat zichtbaar een dilemma over
welke ‘ grondhouding’ aan te nemen . Zijn automatische piloot, zijn ruggenmerg,
instrueren parasympatisch: Tarzan naast drie Jane’s, Bond temidden van drie
Bondgirls tegelijk. Zijn verstand besluit tot kwispelen en blaffen, canine
overlevingsgedrag, even vruchteloos als het brullen, destijds, van de dino naar
de inslag. Kwispelen noch blaffen wordt serieus genomen, door geen van de
aanwezige vrouwelijke togadragers en zelfs niet door de
vrouwelijke/meisje-achtige griffier.
Alleen deze, cinefiel mogelijk, zie je even mijmeren dat,
wat haar betreft, de voorkeur was gegeven aan Tarzan of Bond als
zwanenvertoning van de tegen-de-datum pleiter. De al wat oudere Johnny Weissmuller of Roger Moore dan,
natuurlijk; zelf niet meer echt geloofwaardig in de rol, maar wel een werkzaam
verhikel naar herinnering aan versies die nog goed meekonden: de jongere
Weissmuller, de pas aangetreden Connery.

De tegen-de-datum-lopende mannelijke advocaat bedenkt,
voor de hoeveelste keer, dat het nog dragelijk was toen alleen de familiekamers
met vrouwelijke magistraten werden bezet. Echtscheiding, kinderen,
alimentaties. Kwesties die hij associeert met vrouwen, zijn twee ex-vrouwen, niet in de
laatste plaats. Terreinen waarop een man van de oude stempel gelaten, superieur
incasserend, met wellust bijna, een ‘dictat’ uit de mond en van de hand van
vrouwen over zich laat komen. Waarop hijzelf in elk geval twee keer, met
wellust bijna, een ‘dictat’ over zich heeft laten komen, ten voordele van zijn
twee ex-vrouwen. Maar Kort Geding en
vergelijkbare arena’s voor macho optreden in geschillen die ertoe doen? Hij
voelt zich achter het tafeltje als aan het aanrecht, bekeken en beoordeeld door de sexe voor wie
niet toezien op, maar bezigheid áán het aanrecht ambitie en levensvervulling
moet zijn. Zoals het voor de twee ex-vrouwen ook was.

Inhoudelijk staat de
bijna-al-met-bonuskorting-aangeboden mannelijke advocaat absoluut zijn
mannetje. Wat naar voren gebracht kan en moet worden, wordt naar voren
gebracht, helder, deskundig, overtuigend, to the point. Maar hij ervaart een
cognitieve dissonantie met de in meerderheid jongere, vrouwelijke invulling van
de dramatis personae. Hij denkt onwillekeurig aan een stuk dat hij las in de
krant. Over hoe volgens moderne psychlogische inzichten voorooordelen inzake
bijv. ras en geslacht zozeer tot ons zintuiglijk en reflectief wezen horen,
dat we niet weten, niet eens kúnnen weten dat en hoezeer we anderen als
‘anders’ beschouwen en behandelen. Het voelt niet alsof hij goed verstaat en
goed wordt verstaan.

De goede afloop ziet de niet-lang-meer-goed-houdbare
mannelijke advocaat niet als verdiend succes, maar als gunstbetoon, wegens een
gebrek dat helaas niet kon worden verhuld, uit medelijden. “Handed down’, letterlijk, denkt hij.

Op weg naar kantoor, lopend langs water, is hij getuige van een echte
‘zwanen-vertoning’, die tot nadenken stemt. Eén zwaan, het vrouwtje – zo neemt
de oudere mannelijke advocaat aan, parasympatisch, onbewust van zijn
vooroordeel – waakt op het nest over het kroost. Het mannetje, te water, sist
en hapt naar zijn eigen spiegelbeeld in een brede glimmende
waterdieptemeetpaal, een vermeende rivaal. Maar door en maar door, zonder
ophouden, nutteloos, zonder begrip van wat zich afspeelt.

Thuis, alleen thuis, slaat de
tegen-de-datum-lopende mannelijke advocaat, anders dan hij gewoon is, een flink
aantal glazen achterover, ter ontspanning. Met sterk verminderd
beoordelingsvermogen ziet hij op zeker moment, in de badkamer, aan de wand, een
oudere man opdoemen, die hem te na komt. Hij sist ‘weg jij’ en haalt uit en
zie: totaal versplinterd verdwijnt de rivaal uit beeld.


Hoezo al afgeschreven, mompelt de oudere mannelijke advocaat voldaan.