Maar als het verlossende vaccin tegen Covid-19 of de ‘terug-naar-niveau stevige griep’ symptoombehandeling, laten we zeggen, eind dit jaar er nog niet zijn en ook niet overtuigend beloofd kunnen worden voor, laten we zeggen, eind volgend jaar. Dan moeten we aanpassen. Echt aanpassen.
Hoe zal dat gaan?

Deze overdenking tijdens het uitlaten van de hond moet ik halfluid, tegen mezelf, hebben uitgesproken. In ieder geval kreeg ik antwoord van de andere kant van de looplijn. Van de hond Ronja dus, niet zo onverschrokken als de hoofdpersoon van Astrid Lindgren’s boek waarnaar vernoemd, maar wel schrander, net als deze.
‘Lees The Normal Heart van Larry Kramer* er nog eens op na, dan weet je het precies’, gromde Ronja, bijna verstoord opkijkend uit een geconcentreerde snuffel.

Men zal zeggen: Stop! Vertel over die hond, probeer een herhaling te krijgen van deze verbijsterende hondse taalvaardigheid, schrijf een stuk in Nature of geef een interview, met foto van Ronja, aan De Telegraaf. Maar dat doe ik niet. Het ging om de tip over een boek. Als ze de geschiedenis in wil gaan als eerste pratende hond na dat beest in Man In Black II, dan is er ampele gelegenheid haar vaardigheden te tonen, tijdens nog komende wandelingen.
Ik zal wel op mijn halfluide opmerkingen tegen mezelf gaan letten, nu er kennelijk meegeluisterd wordt. Honden hebben goede oren.

The Normal Heart is een toneelstuk over de vorige pathogene nachtmerrie in de westerse wereld: Aids.
Over ontkenning van hogerhand zolang dat nog enigszins kon, over discriminatie omdat en zolang het vooral homo’s waren die crepeerden, over ontkenning, hoop, wanhoop, ongeloof en verwarring binnen de kringen die primair werden getroffen: homo’s in de grote stad, met een druk en weinig exclusief seksleven. Kortom alles of veel uit het Covid-19- draaiboek dat zich ontrolt, maar dan al weer geschiedenis.
En boven alles over wat binnen de weinig exclusief seksueel actieve, primair getroffen groepen als een verschrikkelijk dilemma wordt ervaren, en dus uit de weg wordt gegaan: moeten wij, grote stad homoseksuele mannen ons gedrag, ons seksuele gedrag, fundamenteel veranderen? Komen we anders simpelweg niet uit de ellende of betekent aldus veranderen alleen maar meer ellende?

Waar het om gaat, waarop Ronja doelde, is hoe ingrijpend gewenste, noodzakelijke verandering kan zijn in de ogen van de groep die moet veranderen. Het toneelstuk speelt in New York City, maar beschrijft hoe veel van de mannen uit de kleine stad of van het platteland komen. Waar ze te maken hadden met niet aflatende terreur van de zijde van kerk, staat en familie, van de zijde van alles en van iedereen, en dat alles als lasergeleid gericht tegen hun homoseksualiteit. De komst naar New York was een bevrijding geweest. Het pauzeloos, onderscheidingsloos seks hebben in de sauna en in achterafruimtes van bars symboliseerde die bevrijding. Het voelde als (het wezen van) een identiteit die eerder werd onderdrukt of miskend.

Wij hebben de pathogene nachtmerrie Covid-19. En weer dreigt de noodzaak van verandering.
Geen nachtclubbezoek meer, geen wintersport, geen festivals, geen groentijd, geen kerkgang, koorzang of groepsseks, niet meer als haringen in een ton in de trein maar ook niet meer lekker als dronken haringen in een ton in de kroeg, niks meer met ‘massaatjes’ in het woord van Teigetje**. Terwijl we met zo veel zijn en vaak ook willen zijn.
Geen toeristenreizen meer, omdat je niet weet of je terug mag of terug kunt komen. Geen cruises, omdat je niet weet of je bij leven nog van het schip af mag (associaties met Der fliegende Holländer of althans Pirates of the Carribbean dringen zich op).

Voor velen zal één of twee van het voorgaande geen waarde hebben. Voor sommigen zelfs het meeste van het voorgaande. En zal de gedachte dat die dingen een ‘identiteit’ bepalen van mensen of groepen een gotspe zijn of een slechte grap.
Maar identiteit is een moeilijk te beoordelen en makkelijk te veroordelen ‘waarde’. En belangrijker: identiteit komt te paard en gaat te voet.
Maak de borst maar nat, dus.

Gelukkig is er voor dat reizen en cruisen een goede, pasklare oplossing. Ik verwijs naar De Selby, die heeft bepaald dat beweging een fictie is***. Niet meer dan een opeenvolging van momenten die fotografisch vastgelegd kunnen worden, zodat – en nu komt het – men de reis van A naar B kan maken door zich te voorzien van foto’s van de tussenstops en die indringend te bekijken (indien mogelijk met aanpassing van lichtval en klimatologische omstandigheden).

Zeker in dit tijdsgewricht van afnemend belang van waarheid en werkelijkheid, moeten we het daarmee kunnen doen, zou ik denken.

*            The Normal Heart, Larry Kramer, Methuen London
**          Brief in de nacht geschreven in Nader tot U, Gerard Reve, Van Oorschot
***        The Third Policeman, Flann O’Brien, Everyman’s Library