verslag van het veldonderzoek 2019

Het jaarlijkse BalieBreed veldonderzoek in Europa – ook wel genoemd: vakantie – vond plaats in zuidelijke streken. Frankrijk, België en Limburg. Vele jaren niet bezocht en nu weer eens wel.

Om de grotere koe maar bij de horens te vatten. De Fransen hebben hier te lande een minder goede naam. Arrogant, zo klinkt het vaak. De recente plaatsopneming dáár bevestigde wat altijd al duidelijk was, namelijk dat deze afkeer voortkomt uit gevoel van minderwaardigheid aan Nederlandse zijde. Frankrijk is nog steeds erg veel groter dan Nederland en heeft z’n zaken, over de linie genomen, op orde.

Het land kent nog veel ambtelijke werkers, met een leefbare rechtspositie. Tussen 12 en 14 uur wordt niet geschoffeld, voorgelicht of geadministreerd, maar, nam ik aan, gegeten. Om vijf uur is het klaar. Hun vakbonden opereren als quasi terreurgroep. Nog geen drie jaar geleden zou iedere Nederlander dit alles de middelvinger hebben gegeven en onmiddellijke privatisering van de betreffende diensten hebben aanbevolen, met KPI’s en een verplicht POP voor alle betrokkenen. Ik ook. Maar nu hebben we Thomas Piketty en de ‘working poor’ die hun hoop in Trump’s  en Le Pen’s blijken te stellen. En is er kennelijk toch iets te zeggen voor arbeid en dienstverlening die duidelijk sub-optimaal is vanuit gebruikersperspectief, maar meer heel laat van de werkenden.

Langs de A1 Parijs-Rijsel staat op de bekende bruine informatieborden: Grandes Cultures Alimentaires (of iets dergelijks). Als duiding van de akkers zonder einde links en rechts van de weg en als blijk dat men daar beretrots op is. Is het een idee, nu de Nederlandse landbouw toch al moet halveren vanwege de stikstof, om er hier maar helemaal mee te stoppen, het vrijkomende land te vullen met woningbouw en parken en ons voedsel te importeren uit Frankrijk? De akkertjes met mais en bieten en die paar varkens en kippen in Nederland kunnen van geen wezenlijke betekenis zijn naast de massale teelt en fok dáár. Zijn we ook af van het boerenprotest en de files dientengevolge.

Niet alles gaat goed in Frankrijk evenwel, zo moet worden gezegd. En dan denk ik niet aan Gele Hesjes en de banlieux. We deden Alençon aan. Een voorbeeld van een mooi stadje in neergang. De succesvolle textiele handarbeid werd weggeblazen door de wereldhandel in goedkope vervangers. Er kwam te weinig voor terug. Alençon werd gespaard in oorlogen. In die van 1870 doordat de burgemeester de Duitse bevelhebber, die Alençon aan plundering wilde overgeven, vermurwde door a.h.w. zijn borst te ontbloten en Bismarck aan te halen, zeggend: ‘Vous pouvez commencer par moi si vous voulez. Allez et pillez, Messieurs, la force prime le droit’.* En nog een keer in de 2e wereldoorlog. Lived to die another day, moet men inmiddels zeggen, vrees ik. En overal elders in de kleine plaatsen sluiten bakkers hun winkel, zinnebeeld welhaast van het Franse savoir vivre (volgens de lui die zelf uitslapen en dan hun stokbroodje gaan kopen).
Maar alles bijeen lijken de lichte wanorde en de hang naar het verleden, waarover in Holland soms wordt gemonkeld, iets dat men zich daar, in Frankrijk, kan permitteren.

In België was, heen en terug, sprake van louter doorreis. Dat beperkte de mogelijkheid te observeren. Maar toch.
Overnacht werd op het West-Vlaamse platteland. En dan begrijp je op slag dat men daar geen vreemdelingen meer wil. Je moet ze er weliswaar met een lampje zoeken en zoekt dan nog meestal tevergeefs. Maar de ruimtelijke ordening en de omgang voor zover te zien vanuit de auto, in de supermarkt en bij het tankstation, ademen zekere argwaan jegens wie van meer dan twee straten verderop komt en niet exact praat zoals in die eigen twee straten. Vandaar.
Op de terugweg door Wallonië konden omgeving en bewoners, door continue regen en slecht asfalt, slechts onscherp worden waargenomen. Kwade tongen beweren dat we weinig hebben gemist. De ondergrondse reservoirs waaruit Spa Reine zijn flessen vult moeten evenwel in die ene dag al, voor minstens een miljoen jaar zijn aangevuld. Snel aandelen kopen, dus.

Als laatste (bijna) buitenlandse bestemming werd Maastricht aangedaan. De bewegwijzering op de gloednieuwe A2 en N2 liet te wensen over. Hier ligt nog een taak voor het Gouvernement. Maar het Bonnefantenmuseum heeft een expositie van foto’s van en een film over, Andy Summers, gitarist van The Police. Dat maakte veel goed.
Naar eigen zeggen om geestelijk overeind te blijven tijdens het touren met de band, is Andy Summers gaan fotograferen. Zo’n beetje alles gaan fotograferen. In zwartwit, met een simpele Nikon. Het getoonde resultaat – een minieme selectie, stellig – is eigenlijk een ‘tegenbeeld’, van vergelijkbare kwaliteit, naast Annie Leibovitz’s foto’s van de 1975 Rolling Stones tournee in de VS. Dezelfde gruizige zwartwit opnamen van wat zich bij zo’n tour zo al voordoet, maar dan niet door ‘vreemde’ ogen, maar a.h.w. door de ogen van de band zelf.
En dan te bedenken dat Andy Summers in 1975 op de nominatie stond om bij de Stones te spelen, als vervanging van de opgestapte Mick Taylor. Hoe rond kan de cirkel zijn.

De film, Can’t stand losing you, catapulteerde de kijker terug naar de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw en de muziek toen: punk en new wave. Een golf van melancholie en ontzetting sloeg over me heen. Le temps perdu (we waren langs Cambrai gereden). Ik herinnerde ineens hoe Wim de Bie op TV, met koptelefoon op, een spastisch dansje maakte op de tonen van een Police-nummer – ik denk: Reggatta de Blanc – en zei dat het goed was. Waar is iedereen, of tenminste al die energie en frisheid gebleven? En dan vond ik The Police helemaal niet zo’n goeie band, destijds!

Enfin, typische troisième age gedachten, en een ontzetting nog verergerd door beelden, in de film, van de reunion tournee van The Police in 2007/8. Summers en Sting en in mindere mate Steward Copeland, géén werkelijk angstaanjagende vogelverschrikkers zoals de Stones al decennia lang zijn, maar oud, geplooid, zogenaamd ‘nog reuze vitaal’ en slecht bij stem.
Reunionoptreden moet bij wet verboden worden. In het belang van de geestelijke gezondheid. Het voorkomt depressie bij degenen die treuren om wat verloren ging sinds de gloriedagen. En het spaart  degenen die zich, voor te veel geld meestal, de opgewarmde prak van destijds laten voorzetten in Ziggodome et tutti quanti, de schaamte achteraf voor hun seniele meeklappen en juichen.


* De neergang van de Duitse moraal toonde zich hier ook in kort bestek. In 1870 spaarden de Duitse troepen Alençon, zoals beschreven. De plaquette van die gebeurtenis werd in 1944 door de Nazi-troepen kapot gemaakt.