In een optreden dat ‘viral’ ging, in oktober 2016*, hield KUN professor mr. Ch.J. (Corjo) Jansen zijn gehoor van rechtenstudenten voor dat ze trots moeten zijn op hun rechtenstudie, de derde academische opleiding die ooit van start ging. Een van Corjo’s uitroepen is dat de studenten er bij zitten als ‘lamzakken’. Een van zijn waarschuwingen, dat geneeskunde als studie niets voorstelt omdat allerlei ziekenhuiskunstjes weldra worden bedreven door robots, bediend door een MBO’er techniek. Een van zijn aansporingen, dat de rechtenstudenten zich niet laten wegdrukken door ‘de natuurkunde en de scheikunde’.

De gedachte dat de studie rechtsgeleerdheid dan wel op twee na de oudste mag zijn, maar evengoed een tweederangs studie is, en dat rechtenstudenten tweederangs studenten zijn, is geen nieuwe gedachte. En geen onzinnige gedachte. Zij werd lange tijd onderschreven, zo niet uitgedragen, door de rechtenstudenten zelf en door juristen. Punt is wel, dat rechtenstudenten en juristen zich daarbij altijd volkomen senang voelden en het onderscheid nu, door prof. Jansen, is ‘geproblematiseerd’ (een mentaal-dialectisch kunststuk dat in de ogen van velen, niet alleen natuurkunde- en medicijnenstudenten, het juridisch denken karakteriseert en de rechtvaardiging vormt van haar lage rang in de WO pikorde).

Met veel anderen zag ik de rechtsgeleerdheid altijd als een soort mentale bouwkunde, van doolhoven, met de afspraak om kaarten met routes naar de uitgang schaars te houden. Een wetenschapsbeoefening, wat mij betreft. Maar van andere en inderdaad lagere orde dan vooral de bèta studies, die werken met falsifieerbare postulaten over de fysieke werkelijkheid en veel ellende op hun conto hebben, maar ook machtige wetten en verbanden ontdekken.

Maar nu .. Maar toen .. (dit had natuurlijk eerder moeten worden opgeschreven, maar ja, die ‘onregelmatige verschijning’…)

HR 03.06.2016 (ECLI:NL:HR:2016:1046) bevestigde dat, na onvoorwaardelijke levering, een overdracht onder opschortende voorwaarde kan worden bewerkstelligd, waarna overdragende én verkrijgende partij een recht van eigendom onder voorwaarde hebben, totdat deze in vervulling gaat of vervalt.
Kortman en Faber schreven een mooie noot onder de publicatie in JOR 2016/287. Beide zijn KUN hoogleraar, net als Janssen. Het is ook nog een keer de JOR van oktober 2016. Toeval bestaat niet! Ach, hadden Kortmann en Faber maar geweten wat hun collega van plan was, of had Corjo de JAR maar eerst gelezen. Dan had hij zijn gehoor van Radboudlamzakken met waarlijk gevoel van eigenwaarde t.o.v. hun medicijnen en natuurkunde lotgenoten naar huis kunnen sturen.
Want hier wordt de weg gewezen naar een herwaardering van de rechtenstudie en haar aansluiting bij de exacte wetenschappen.

Het juridisch denken is een denken dat uitgaat van de epistemologische premisse dat (alle) juridische verhoudingen – de ‘rechtstoestand’ kortom – op ieder gegeven tijdstip volkomen kenbaar zijn want volledig bepaalbaar. De rechtstoestand kan alleen wijzigen, op een specifiek moment. Dan gaat de ene rechtstoestand over in de andere, al naar de wijziging wil bewerkstelligen. Zo ook voor de subjectieve rechten.
Met de erkenning van de voorwaardelijke eigendom evenwel, is voor degenen die het willen zien, een eerste stap gezet naar een ‘deeltjesmodel’ van de subjectieve rechten. Niks meer de ‘Einsteiniaanse’ eenvoud van eigenaar zijn of niet-eigenaar zijn en niks daartussen. Nee, een sub-atomaire eigendomsrechtstoestand (‘voorwaardelijk’, in het nog onbeholpen alfa-taalgebruik van de rechtsgeleerdheid) die zich verhoudt tot de vertrouwde ‘a-tomos’ eigendom, zoals protonen en neutronen, zo niet de quarks, zich verhouden tot de het atoom als geheel.

Niet toevallig correspondeert de ‘voorwaardelijke’ eigendom in wezen met een toestand van ‘onzekerheid’, namelijk waar de onvoorwaardelijke eigendom landt (afhankelijk van vervulling van de voorwaarde).
De Kat van Schrödinger, zinnebeeld van (kwantum)onzekerheid – hier: of de kat dood is of levend – tot het moment waarop de kwantumtoestand eindigt? Vast wel eens van gehoord, bijv. in de betreffende aflevering van de ‘Big Bang Theory’.
Hoe ironisch, dat in de fysica men elkaar nog steeds de tent uitvecht over aanvaarding of duiding van een experimenteel gevonden onbepaaldheid van de fysieke werkelijkheid op ‘deeltjesniveau’, en dat dekselse Nieuw BW – met Faber en Kortmann als ‘Kopenhagense school’ – een gewenste onzekerheid van de (subjectief-)rechtstoestand postuleert door een ‘deeltjesniveau’ van eigendom te aanvaarden.

Misschien was tóch Het Woord, in den beginne, meer dan die ‘singulariteit’ waar ze niet over uitgepraat raken in de bèta-faculteiten.

Nu weet ik wel dat de voorwaardelijk eigendom niet echt kan doorgaan voor het rechtsgeleerde equivalent van de fysica kwantumtoestand. Daarvoor is het te zeer een ‘schepping’, een Woord, en geen na onderzoek gevonden verschijnsel.
Maar in de leer van het bezit, als voorwaarde voor de verkrijgende verjaring ex artikel 3:105 BW, dààrin kan een ‘kwantumtoestand’ worden gevonden, of liever ontkomt de rechtsgeleerdheid niet eraan een kwantumtoestand als verklaring van rechtsgeleerde verschijnselen te erkennen.
De Kwantumtoestand van Bezit. Vooralsnog alleen vermoed en geformuleerd tijdens het honduitlaten. Maar ijs en weder dienend, zal een bijdrage hierover worden aangeboden aan een daarvoor in aanmerking komend juridische tijdschrift, nu nog vol met Woord.

* zie: dumpert.nl (rechtenprofessor flipt compleet (10 oktober 2016))) (ruim 633.000 keer bekeken)