Het Goederenrecht in de theoretische natuurkunde

Als een theoretisch natuurkundige de kwantummechanica en de relativiteitstheorie kenschetst als ‘rechtsgebieden’ * – waarbij m.i. bedoeld is: twee onderscheiden rechtsgebieden – dan wordt het onvermijdelijk dat er vanuit de rechtswetenschap een reactie komt. Dat gebeurt bij deze. Ruim een jaar later, maar dat kennen we uit de rechtspraak en is dus typisch ‘juridisch’.

Rechtswetenschappers zijn gemiddeld – let wel gemiddeld – duidelijk minder slimme mensen dan de gemiddelde – let wel: de gemiddelde – theoretische natuurkundige. Dus wat valt er uit die hoek te verwachten dat van belang is in de andere hoek. Maar … de (continentale) rechtswetenschap – de rechtswetenschappers dus even terzijde gelaten – kent een schat, die ook buiten de eigen parochie van pas zou kunnen komen. Een bijzonderheid die de beoefenaars uit de eigen parochie nota bene eerder stoort dan betovert. Het onderscheid tussen Goederenrecht en Verbintenissenrecht.
Het ene, het Goederenrecht beschouwt en beschrijft de wereld van rechten plichten vanuit de materie (ook het immateriële omvattend (hé, je bent jurist of niet!)) en de aanspraken die ‘rechtssubjecten’ (= mensen en rechtspersonen) daarop of in verband daarmee kunnen hebben. Het Verbintenissen recht kijkt naar de rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten, ongeacht over welke materie het gaat.

Of dat al eens gebeurd is weet ik niet, maar ik wil hierbij dit stellen: het geheel van rechten en plichten – nu daargelaten wat ‘het geheel’ moet zijn; ‘recht’ is een op zichzelf teruggrijpend, zichzelf invullend begrip en wordt niet experimenteel gevonden vanuit ‘neutrale’ waarneming – kan in beginsel even volledig worden beschreven vanuit het Goederenrecht, als vanuit het Verbintenissenrecht. **
In zoverre is de tweedeling overbodig en, voorspelbaar, een bron van verwarring. Maar zo’n volledige beschrijving vraagt een praktisch nauwelijks of niet onuitvoerbare verfijning en detaillering. In zoverre is de tweedeling een zegen en moeten we de verwarring voor lief nemen.

Zou dit stelsel, dit ‘model’, in uiterste consequentie een alternatieve beschrijving van ‘de wereld’, iets hebben dat ook binnen de theoretische natuurkunde inzicht biedt?

Het Goederenrecht kent het begrip ‘rechtstoestand’ van het materiële of immateriële ‘ding’ waarop het recht ziet. Die ‘rechtstoestand’ laat zien hoe op enig moment het staat met de aanspraken van rechtssubjecten met betrekking tot dat ‘ding’. Op enig, in wezen oneindig deelbaar moment. Knipper met de ogen en hola, is er nog wel dezelfde rechtstoestand? Pas Nederlands recht toe op alle ‘dingen’ op de planeet, neem de opgenomen rechtstoestand van al die ‘dingen’ bijeen, en je kent de rechtstoestand van alle ‘aardse dingen’, op een bepaald moment. Pas het Nederlands recht toe op het heelal – wie zou dit niet aanbevelen? – doe de opname en je kent de rechtstoestand van alle ‘dingen’ in het heelal. ***

En wat nu als we ons, naast de ‘verbintenisrechtelijke’ beschrijving van het heelal, waarin alles wordt beschreven in termen van positie en beweging in ruimte-tijd – inclusief de invariabele lichtsnelheid van fotonen – een ‘goederenrechtelijke’ beschrijving voorstellen. Een beschrijving die uitgaat van wat in termen van menselijk ervaren, maar bij wijze van gedachtenexperiment – licht, fotonen (om het daar even bij te laten) ‘waarnemen’. Fotonen ervaren geen verplaatsing in ruimte-tijd. Voor licht geldt geen ‘interval’. Licht ‘kent’ (dus) geen ‘interval’. Daarmee ervaren ze ook geen snelheid of afstand. Ook vanuit het verbintenisrechtelijke ‘bewegingsperspectief’ is het zo dat fotonen die in tegengestelde richting bewegen, zich maximaal met de lichtsnelheid van elkaar verwijderen. Wordt hiermee niet eerder een vorm van ‘bewegingloosheid’ gepostuleerd dan van ‘beweging’. Is het niet zo, dat het foton, beoordeeld of beoordelend binnen het eigen referentiekader, zich niet ervaart als in beweging (laat staan met de ‘lichtsnelheid’).

En als dan de vraag is: wat ‘ervaart’ het foton dan wel? Dan kan het antwoord wellicht gevonden worden in de ‘goederenrechtelijke’ notie van ‘(rechts)toestand’. Die toestand is de verhouding, in het gehele heelal, tussen energie in de vorm van elektromagnetisme en energie in de vorm van massa. Ceteris paribus, één fotoontje opgenomen door een plantje op aarde. Toestand A. Fotoontje geëmitteerd. Toestand B. Altijd de algehele toestand, in het hele heelal, niet iets lokaal. En wel een verandering, maar niet in de tijd. Plaats en tijd immers begrippen die in het ‘goederenrechtelijke perspectief’, het eigen referentiekader van het foton geen betekenis hebben.

Verandering derhalve die, vanuit het gekozen perspectief, alleen beschreven kán worden als een verandering van het geheel van ‘de wereld’ en dus zich in alle, vanuit het andere perspectief te onderscheiden  onderdelen van dat geheel, laat ervaren (ongeacht de afstand tussen die onderdelen die zich vanuit dat andere perspectief laat postuleren en bepalen).
Is daarmee een ‘goederenrechtelijke’ onderbouwing gegeven voor het fenomeen van de ‘verstrengelde deeltjes’ (voor onderzoek waarvan dezer dagen de Nobelprijs werd uitgedeeld. ***

Uitspraak over enige tijd.





* Anne Gimbrère over het VWO-examen natuurkunde NRC 29/30 mei 2021
** Voor een vergelijkbare extreme positie zie ‘Enige aspecten van de kwalitatieve verbintenis’, par. 1.2.1 en noot 11 op pag.4.
*** Praktische problemen en grenzen aan de ‘kenbaarheid op enig moment’ door speciale en algemene relativiteit even ter zijde gelaten.
**** NRC 6 oktober 2022